Turks-Nederandse betrekkingen vóór 1612
De officiele betrekkingen die in 1612 tot stand kwamen tussen het Osmaanse Rijk en de Nederlanden kwamen uiteraard niet zomaar tot stand. Ik heb in mijn essay bekeken naar hoe deze bondgenootschap tot stand kwam en wat de motieven voor beide partijen waren. Daarom richt ik mij dus voornamelijk op de periode voorafgaand aan 1612. Hoewel de band tussen de landen toen in officieel tot stand kwam, was er al langer sprake van onderling contact. Mijn essay richt zich dus op deze periode en bekijkt hoe het kan dat de Nederlanden zulke goede (handels)betrekkingen met het Osmaanse Rijk verkreeg in 1612. Onder het kopje over de bondgenootschap is informatie te vinden over de officiële betrekkingen tussen de Nederlanden en het Osmaanse Rijk, terwijl deze pagina dus voornamelijk informatie zal geven over de periode die daaraan vooraf ging.
Handel in het Osmaanse Rijk
Het Turkse handelssysteem was van oorsprong bijzonder traditioneel en voornamelijk gebaseerd op de agrarische sector. Doordat het Rijk in staat was zelf in alle behoeften te voorzien was er in eerste instantie weinig aandacht voor (internationale) handel. De Sultan droeg de verantwoordelijkheid voor het hele Osmaanse Rijk, onderdeel van die verantwoordelijkheid was het garanderen van de nationale welvaart. Met die gedachte als basis kwam er handel tot stand, die door de Sultan gereguleerd werd. Zo mocht er slechts handel worden gedreven met goud of zilver als betaalmiddel en werd er voornamelijk gewerkt met vaste prijzen. Zo zouden er geen prijsschommelingen plaatsvinden en dit zou voor alle betrokken partijen het meest voordelig zijn. De internationale handel die eveneens op gang kwam had slechts als doel extra voorzieningen te verkrijgen, zoals extra graan en katoen en later militaire middelen. Om deze goederen te verkrijgen was het zaak om goede handelspartners te kiezen bij wie men de gewenste goederen kon verkrijgen, maar die tegelijkertijd geen gevaar vormde voor de nationale veiligheid. Een land dat in aanmerking kwam voor handelsbetrekkingen met het Osmaanse Rijk verkreeg soms capitulaties, die de handel tussen de landen vergemakkelijkten. Deze capitulaties bestonden namelijk uit set privileges en akkoorden die vrije handel mogelijk maakten, maar ook voor belastingverlaging en een verbetering van de buitenlandse rechtspositie zorgden. Dat de Westerse landen graag bij de internationale handel betrokken wilden worden en moeite deden om dergelijke capitulaties te verwerven mag geen wonder worden genoemd, aangezien het Osmaanse Rijk enorme rijkdommen herbergde en de corridor naar het verre oosten vormde.
Handelspartners
Het Osmaanse Rijk was zoals gezegd op zoek naar handelspartners die de goederen aanboden die ze wilden hebben, maar die tegelijkertijd geen bedreiging vormden. Aangezien de grote vijand van de Turken de Habsburgers waren, moge het duidelijk zijn dat die handelspartners slechts werden gevonden in andere vijanden van Habsburg. Frankrijk, het land dat als eerste Osmaanse capitulaties verwierf vormde vreemd genoeg een uitzondering. Zij hadden altijd een goede band gehad met het Osmaanse Rijk maar sloten al in 1534 vrede met de Habsburgers. Ondanks dat gegeven werden de capitulaties in 1569 uitgegeven aan Frankrijk. Engeland volgde in 1580, mede vanwege hun maritieme macht en hun aanbod van katoen. Nederland verkreeg de Osmaanse capitulaties pas in 1612, maar had al sinds het eind van de zestiende eeuw handelscontact met de Turken, zij het onder de Frans vlag.
Handel in het Osmaanse Rijk
Het Turkse handelssysteem was van oorsprong bijzonder traditioneel en voornamelijk gebaseerd op de agrarische sector. Doordat het Rijk in staat was zelf in alle behoeften te voorzien was er in eerste instantie weinig aandacht voor (internationale) handel. De Sultan droeg de verantwoordelijkheid voor het hele Osmaanse Rijk, onderdeel van die verantwoordelijkheid was het garanderen van de nationale welvaart. Met die gedachte als basis kwam er handel tot stand, die door de Sultan gereguleerd werd. Zo mocht er slechts handel worden gedreven met goud of zilver als betaalmiddel en werd er voornamelijk gewerkt met vaste prijzen. Zo zouden er geen prijsschommelingen plaatsvinden en dit zou voor alle betrokken partijen het meest voordelig zijn. De internationale handel die eveneens op gang kwam had slechts als doel extra voorzieningen te verkrijgen, zoals extra graan en katoen en later militaire middelen. Om deze goederen te verkrijgen was het zaak om goede handelspartners te kiezen bij wie men de gewenste goederen kon verkrijgen, maar die tegelijkertijd geen gevaar vormde voor de nationale veiligheid. Een land dat in aanmerking kwam voor handelsbetrekkingen met het Osmaanse Rijk verkreeg soms capitulaties, die de handel tussen de landen vergemakkelijkten. Deze capitulaties bestonden namelijk uit set privileges en akkoorden die vrije handel mogelijk maakten, maar ook voor belastingverlaging en een verbetering van de buitenlandse rechtspositie zorgden. Dat de Westerse landen graag bij de internationale handel betrokken wilden worden en moeite deden om dergelijke capitulaties te verwerven mag geen wonder worden genoemd, aangezien het Osmaanse Rijk enorme rijkdommen herbergde en de corridor naar het verre oosten vormde.
Handelspartners
Het Osmaanse Rijk was zoals gezegd op zoek naar handelspartners die de goederen aanboden die ze wilden hebben, maar die tegelijkertijd geen bedreiging vormden. Aangezien de grote vijand van de Turken de Habsburgers waren, moge het duidelijk zijn dat die handelspartners slechts werden gevonden in andere vijanden van Habsburg. Frankrijk, het land dat als eerste Osmaanse capitulaties verwierf vormde vreemd genoeg een uitzondering. Zij hadden altijd een goede band gehad met het Osmaanse Rijk maar sloten al in 1534 vrede met de Habsburgers. Ondanks dat gegeven werden de capitulaties in 1569 uitgegeven aan Frankrijk. Engeland volgde in 1580, mede vanwege hun maritieme macht en hun aanbod van katoen. Nederland verkreeg de Osmaanse capitulaties pas in 1612, maar had al sinds het eind van de zestiende eeuw handelscontact met de Turken, zij het onder de Frans vlag.
De Turks-Nederlandse contacten
Dat de Nederlanders in aanmerking kwamen voor handelsbetrekkingen met de Turken is niet vreemd, aangezien zij een aartsvijand deelden. Zowel de Nederlanden als het Osmaanse Rijk waren anti-katholiek wat zorgde voor wederzijds begrip. Al tijdens de opstand in de Nederlanden was er contact met de Turken, die toen al hun steun aan de Nederlanden aanboden. Uit deze tijd stamt ook de Nederlandse leus 'liever Turks dan Paaps'. In 1585 was er het eerste handelscontact, geïnitieerd door twee Antwerpse koopmannen. Zij hadden goede banden met Joseph Nassi, een vertrouweling van de Osmaanse sultan. Nassi had eerder ook al gezorgd dat de Nederlandse hulpverzoeken de Sultan bereikten. Door het succes van deze twee koopmannen was de aandacht voor de Turkse handel toegenomen en toen zij onder Spaanse druk naar de Noordelijke Nederlanden vertrokken konden hun contacten ook hier worden gebruikt. Als resultaat hiervan mochten de Nederlandse schepen in 1598 gaan varen onder de Franse vlag, wat inhield dat zij zich moesten houden aan de Franse regels. Het betekende eveneens dat de Nederlandse schepen nog steeds niet veilig waren voor Turkse kapers, en er verdwenen regelmatig schepen. Om dit te voorkomen werden er vanaf 1604 door de Nederlandse Staten-Generaal pogingen ondernomen om veilig handelsverkeer te garanderen. Pas in 1610 hadden deze pogingen succes en was er contact met een representant van het Osmaanse Rijk genaamd Khalil Pasha, die heil zag in een officieel verbond met de Nederlanders. Hij gaf aan dat een Nederlandse ambassadeur welkom zou zijn in Istanbul. Daarop werd Cornelis Haga naar het Osmaanse Rijk gestuurd. Hij vertrok met als primair doel het bevrijden van Nederlandse gevangenen maar zijn onderhandelingen met Khalil Pasha zouden uiteindelijk resulteren in een bezoek aan de Turkse Sultan Ahmed I, die hem de capitulaties voor Nederland toekende. Zo begon de vierhonderd jaar durende verbintenis tussen Nederland en Turkije.
Dat de Nederlanders in aanmerking kwamen voor handelsbetrekkingen met de Turken is niet vreemd, aangezien zij een aartsvijand deelden. Zowel de Nederlanden als het Osmaanse Rijk waren anti-katholiek wat zorgde voor wederzijds begrip. Al tijdens de opstand in de Nederlanden was er contact met de Turken, die toen al hun steun aan de Nederlanden aanboden. Uit deze tijd stamt ook de Nederlandse leus 'liever Turks dan Paaps'. In 1585 was er het eerste handelscontact, geïnitieerd door twee Antwerpse koopmannen. Zij hadden goede banden met Joseph Nassi, een vertrouweling van de Osmaanse sultan. Nassi had eerder ook al gezorgd dat de Nederlandse hulpverzoeken de Sultan bereikten. Door het succes van deze twee koopmannen was de aandacht voor de Turkse handel toegenomen en toen zij onder Spaanse druk naar de Noordelijke Nederlanden vertrokken konden hun contacten ook hier worden gebruikt. Als resultaat hiervan mochten de Nederlandse schepen in 1598 gaan varen onder de Franse vlag, wat inhield dat zij zich moesten houden aan de Franse regels. Het betekende eveneens dat de Nederlandse schepen nog steeds niet veilig waren voor Turkse kapers, en er verdwenen regelmatig schepen. Om dit te voorkomen werden er vanaf 1604 door de Nederlandse Staten-Generaal pogingen ondernomen om veilig handelsverkeer te garanderen. Pas in 1610 hadden deze pogingen succes en was er contact met een representant van het Osmaanse Rijk genaamd Khalil Pasha, die heil zag in een officieel verbond met de Nederlanders. Hij gaf aan dat een Nederlandse ambassadeur welkom zou zijn in Istanbul. Daarop werd Cornelis Haga naar het Osmaanse Rijk gestuurd. Hij vertrok met als primair doel het bevrijden van Nederlandse gevangenen maar zijn onderhandelingen met Khalil Pasha zouden uiteindelijk resulteren in een bezoek aan de Turkse Sultan Ahmed I, die hem de capitulaties voor Nederland toekende. Zo begon de vierhonderd jaar durende verbintenis tussen Nederland en Turkije.
Monogram van Sultan Ahmed I op de Nederlandse capitulaties (juni 1612)
Motieven voor de capitulaties van 1612
De motieven voor het sluiten van een handelsovereenkomst mogen voor beide partijen duidelijk zijn. De Nederlandse motieven waren voornamelijk commercieel, aangezien er in het Osmaanse Rijk veel te halen viel en er sinds 1609 een wapenstilstand was met de Habsburgers. Ook hadden de Nederlanders hier een grote afzetmarkt voor hun militaire goederen. Voor de Turken waren de belangen minder commercieel van aard aangezien zij zelf in al hun behoeften konden voorzien. Zij waren vooral op zoek naar een bondgenoot die hun vijandschap jegens het Habsburgse rijk deelde en die hen kon voorzien van militaire goederen, zodat ze in staat zouden zijn om weerstand tegen de Habsburgers te blijven bieden. Frankrijk was daarvoor afgevallen omdat het land vrede had gesloten met het Habsburgse Rijk. Dat de Turken het contact met de Nederlanden zochten komt voornamelijk doordat de Nederlanden op dat moment een opkomende zeemacht waren, en doordat zij eerder al goede contacten hadden in hun gezamenlijke weerstand tegen het katholicisme. De vorm van een capitulatie leek voor beide partijen het aantrekkelijkst omdat het officieel slechts een handelsovereenkomst betrof. De capitulaties hadden echter wel zoveel gewicht dat er ook wederzijdse verwachtingen bestonden op andere gebieden...
D.Z. 21-06-2012
Voor verdere informatie over dit onderwerp verwijs ik u door naar het volledige werkstuk en enkele interessante titels over dit onderwerp die hieronder vermeld zijn:
- Bulut, M., Ottoman-Dutch economic relations in the early modern period 1571-1699 (Proefschrift ter verkrijging van de graag van Doctor, Utrecht 2000).
- Groot, A.H. de, The Ottoman Empire and the Dutch Republic; a history of the earliest diplomatic relations (Istanbul 1978).
- Groot, A.H. de, The Netherlands and Turkey; 400 years of political economical social and cultural relations (Istanbul 2007).
De vertaling van de gehele tekst van de Nederlandse capitulaties is te vinden op pagina's 247-259 in de Groot's werk uit 1978.
- Bulut, M., Ottoman-Dutch economic relations in the early modern period 1571-1699 (Proefschrift ter verkrijging van de graag van Doctor, Utrecht 2000).
- Groot, A.H. de, The Ottoman Empire and the Dutch Republic; a history of the earliest diplomatic relations (Istanbul 1978).
- Groot, A.H. de, The Netherlands and Turkey; 400 years of political economical social and cultural relations (Istanbul 2007).
De vertaling van de gehele tekst van de Nederlandse capitulaties is te vinden op pagina's 247-259 in de Groot's werk uit 1978.