De eerste Japanse diplomatieke missie
Op 20 februari 1582, wanneer men in Japan bezig is een lange periode van strijd te beëindigen en het land weer te herenigen, verlieten vier jongens van ongeveer dertien jaar huis en haard voor een missie naar het verre Europa. Ze waren niet gezonden door de keizer, door de militaire opperbevelhebber (shogun) of door enige autoriteit, beslissend voor Japan als geheel. Ze waren op deze lange en gevaarlijke tocht gestuurd door een coalitie van onder Portugese vlag opererende Jezuïeten en de bekeerde inheemse adellijke heren (daimyo). Wat was de aard van deze samenwerking en waarom achtten zij het voordelig deze vier jeugdige diplomaten naar de Mediterrane wereld te sturen?
Op 20 februari 1582, wanneer men in Japan bezig is een lange periode van strijd te beëindigen en het land weer te herenigen, verlieten vier jongens van ongeveer dertien jaar huis en haard voor een missie naar het verre Europa. Ze waren niet gezonden door de keizer, door de militaire opperbevelhebber (shogun) of door enige autoriteit, beslissend voor Japan als geheel. Ze waren op deze lange en gevaarlijke tocht gestuurd door een coalitie van onder Portugese vlag opererende Jezuïeten en de bekeerde inheemse adellijke heren (daimyo). Wat was de aard van deze samenwerking en waarom achtten zij het voordelig deze vier jeugdige diplomaten naar de Mediterrane wereld te sturen?
Japan en de Jezuïeten
De Portugezen waren enkele decennia eerder in Japan aangekomen om handel te drijven en het christelijke Woord te verkondigen. Deze twee doeleinden waren niet altijd goed van elkaar te scheiden. Zo werd de missie van de Jezuïeten grotendeels gefinancierd door de zijdehandel met China. Maar ook de bekeringen die plaatsvonden konden wel eens een meer economische overweging hebben gehad, omdat de handelsvoordelen en de nieuwe wapens die de Portugezen aanboden een bekering wel heel aanlokkelijk maakten.
Zo ontstond er een bijzondere groep Japanners: de christelijke daimyo en hun in religie volgende onderdanen. Ōtomo Sōrin (1530-1587) was veruit de belangrijkste van deze in het zuidelijke eiland Kyushu geconcentreerde groep. Daarom werd hij benaderd door Alessandro Valignano (1539-1606), de hoogste autoriteit van de Jezuïeten in ‘het Oosten’. Hij stelde een diplomatieke missie naar Mediterraan Europa voor, enerzijds om door het tonen van het succes van de Jezuïeten meer investeringen te verwerven, anderzijds om de slechte, veelal armoedige reputatie van de Jezuïeten in Japan op te krikken door verhalen van betrouwbare lieden van hun eigen volk over de glorie en rijkdom van Europa. |
"Storm that country with the arms of God, conquer it with good works, wrest our fatherland from the enemy most cruel, and bring it to true freedom." Oproep aan Valignano van Martinão Hara, een deelnemer aan de Tenshō missie. De 'vijand' is het heidendom en de zonde, voornamelijk van gewelddadigheid, die daarmee gepaard zou gaan. |
Voor een documentaire over de eenwording van Japan en de rol van de Portugezen hierin, zie het eerste deel van de PBS-serie Memoirs of a Secret Empire: |
Europa en het Japanse bezoek
Mancio Itō (1570-1612), de dertienjarige vertegenwoordiger van Ōtomo, en zijn drie al even jonge metgezellen, zijn verkozen tot een bezoek aan Europa wegens hun ‘nobelheid’ en hun relatie tot de betrokken vorsten. In Europa wordt het vorstelijk gehalte van de jongens danig overdreven: ze worden koningszonen genoemd, hoewel geen van de daimyo ook maar enigszins aanspraak kan maken op iets dat lijkt op een koningstitel en bovendien de afgezant met de enige echte bloedband met één van de vorsten slechts een neefje is. Wel waren de vier Japanse jongeren in Jezuïtische instellingen opgeleid tot goede christenen en Europees aandoende hovelingen, inclusief de Portugese en zelfs de Latijnse taal.
Kinderen waren natuurlijk makkelijker te imponeren en leefden langer om hun verhaal te kunnen vertellen, eenmaal terug in Japan. Die tijd was nodig, want de jongens waren bijna acht jaar weg (1582-1590), waarvan slechts twee in Europa zelf konden worden doorgebracht. Maar de keuze voor deze jonge diplomaten schetste ook een beeld van een Japan dat opgevoed en opgeleid moest worden en dankbaar zou zijn wanneer de Europeanen deze taak op zich zouden nemen. Hun jeugdige charmes moesten het geld losweken van de Europese vorsten. Dit werkte: de paus en zijn hof, het belangrijkste doel van de diplomatieke missie, waren tot tranen toe geroerd over de devotie van de Japanse afgezanten.
Mancio Itō (1570-1612), de dertienjarige vertegenwoordiger van Ōtomo, en zijn drie al even jonge metgezellen, zijn verkozen tot een bezoek aan Europa wegens hun ‘nobelheid’ en hun relatie tot de betrokken vorsten. In Europa wordt het vorstelijk gehalte van de jongens danig overdreven: ze worden koningszonen genoemd, hoewel geen van de daimyo ook maar enigszins aanspraak kan maken op iets dat lijkt op een koningstitel en bovendien de afgezant met de enige echte bloedband met één van de vorsten slechts een neefje is. Wel waren de vier Japanse jongeren in Jezuïtische instellingen opgeleid tot goede christenen en Europees aandoende hovelingen, inclusief de Portugese en zelfs de Latijnse taal.
Kinderen waren natuurlijk makkelijker te imponeren en leefden langer om hun verhaal te kunnen vertellen, eenmaal terug in Japan. Die tijd was nodig, want de jongens waren bijna acht jaar weg (1582-1590), waarvan slechts twee in Europa zelf konden worden doorgebracht. Maar de keuze voor deze jonge diplomaten schetste ook een beeld van een Japan dat opgevoed en opgeleid moest worden en dankbaar zou zijn wanneer de Europeanen deze taak op zich zouden nemen. Hun jeugdige charmes moesten het geld losweken van de Europese vorsten. Dit werkte: de paus en zijn hof, het belangrijkste doel van de diplomatieke missie, waren tot tranen toe geroerd over de devotie van de Japanse afgezanten.
|
Gevolgen
De missie werd enthousiast onthaald, te meer omdat de Europese vorsten de mogelijkheid zagen hun eigen belangen te behartigen. Ik zal hier slechts twee voorbeelden noemen: 1. De Spaanse koning Philips II (1527-1598) had in 1580 de macht over Portugal verworven, op voorwaarde dat beide domeinen als aparte landen behandeld zouden worden. Japan en alle missionariswerken die daar werden uitgevoerd vielen uitsluitend onder de Portugese invloedssfeer. De Japanse diplomatieke missie was bij uitstek de gelegenheid om zijn wantrouwige Portugese onderdanen gerust te stellen in hun monopolie. 2. Paus Gregorius XIII (1502-1585) besefte heel goed dat het katholicisme en het pausdom een flinke deuk te verduren had gekregen door het protestantisme en alle kritieken die daarmee gepaard gingen. De komst van de Japanners werd dan ook geportretteerd als een nieuwe aanwinst ter compensatie van de verloren gebieden, een teken dat het 'ware' christendom nog steeds 'alive and kicking' was. Dit gaf trots, hoop en rust aan de katholieke samenleving. Zo werd de eerste Japanse missie vooral een succes voor de Europeanen. De Jezuïeten konden hier echter niet meer van meegenieten. De politieke en economische activiteiten en de gestage toename van bekeringen die zij bewerkstelligden verontrustte de man van de Japanse eenwording, Toyotomi Hideyoshi (1536-1598). In 1587 werden alle missionarissen verbannen en werd een veldtocht opgezet om Kyushu te veroveren. De man die hem daartoe had uitgenodigd was Ōtomo Sōrin, de grote Japanse held van de christenen. Ook onze vier jeugdige vrienden hadden niet veel baat bij de missie naar Europa. Alle vier traden zijn in bij de Jezuïten. Mancio Itō stierf door ziekte, maar de tweede en derde van het stel werd respectievelijk verbannen en vermoord om zijn geloof. De laatste van de jongens werd afvallige, en sleet zijn leven met het schrijven van een verbitterde lastercampagne jegens de Jezuïten. |
Verder lezen
Japan en de Jezuïeten, algemeen:
Japan en de Jezuïeten, algemeen:
- Jansen, M., The Making of Modern Japan (Harvard: Harvard UP, 2000)
- Moran, J. F., The Japanese and the Jesuits: Alessandro Valignano in Sixteenth-Century Japan (London and New York: Routledge, 1993)
- Brown, J. C., “Courtiers and Christians. The First Japanese Emissaries to Europe”, Renaissance Quarterly 47 (1994): 872-906
- Elisonas, J. S. A., “Journey to the West”, Japanese Journal of Religious Studies 34 (2007): 27-66
- Massarella, D., “Envoys and Illusions. The Japanese Embassy to Europe, 1582-90, ‘De Missione Legatorum Iaponensium’, and the Portuguese Viceregal Embassy to Toyotomi Hideyoshi, 1591”, Journal of the Royal Asiatic Society 15 (2005): 329-350
- Endo, S., Silence (New York: Taplinger Publishing Company, 1966)
M. K.